Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet op het voortgezet onderwijs, enz. (regeling leerwegen mavo en vbo; invoering leerwegondersteunend en praktijkonderwijs)

 

Artikel II Omzetting scholen en afdelingen individueel voorbereidend beroepsonderwijs in scholen en afdelingen leerwegondersteunend onderwijs of afdelingen praktijkonderwijs
1
Met ingang van 1 augustus 1998 zijn de afdelingen voor individueel voorbereidend beroepsonderwijs die op grond van de bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs vastgestelde voorschriften zoals die luidden op 31 juli 1998, aan scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs of scholengemeenschappen waarvan ten minste een school voor voorbereidend beroepsonderwijs deel uitmaakt, zijn verbonden, afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs verbonden aan die scholen of scholengemeenschappen. Indien aan een in de eerste volzin bedoelde school of scholengemeenschap twee of meer afdelingen voor individueel voorbereidend beroepsonderwijs zijn verbonden, worden zij gezamenlijk één afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs. Onverminderd artikel IVa, verzorgen de afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs, verbonden aan een in de eerste en tweede volzin bedoelde scholengemeenschap, dat leerwegondersteunend onderwijs uitsluitend voor die leerlingen van de scholengemeenschap die voorbereidend beroepsonderwijs volgen.
2
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de scholen voor individueel voorbereidend beroepsonderwijs, met dien verstande dat deze scholen scholen voor leerwegondersteunend onderwijs zijn.
3
Op de in het eerste lid bedoelde afdelingen voor leerwegondersteunend onderwijs en op de in het tweede lid bedoelde scholen voor leerwegondersteunend onderwijs blijven tot 1 augustus 2002 van toepassing de voorschriften met betrekking tot het individueel voorbereidend beroepsonderwijs, vastgesteld bij of krachtens de Wet op het voortgezet onderwijs zoals die voorschriften luidden op 31 juli 1998. In afwijking van de eerste volzin zijn op de in de eerste volzin bedoelde afdelingen en scholen voor leerwegondersteunend onderwijs ter zake van de inhoud van het onderwijs van toepassing de voorschriften met betrekking tot het leerwegondersteunend onderwijs, bedoeld in artikel 10e van de Wet op het voortgezet onderwijs zoals luidend ingevolge deze wet.
4
Van de in het derde lid, eerste volzin, bedoelde voorschriften die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn vastgesteld, kan in verband met nieuwe ontwikkelingen worden afgeweken bij algemene maatregel van bestuur onderscheidenlijk ministeriële regeling.
5
Uiterlijk voor 1 augustus 2002 kan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen of, voor zover het betreft het landbouwonderwijs, Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, in afwijking van het eerste en tweede lid, op aanvraag van het bevoegd gezag van een in het eerste lid bedoelde school voor voorbereidend beroepsonderwijs waaraan een afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs is verbonden onderscheidenlijk van een in het tweede lid bedoelde school voor leerwegondersteunend onderwijs een of meer van de afdelingen voor individueel voorbereidend beroepsonderwijs die op grond van het eerste lid zijn opgegaan in de aan die school verbonden afdeling voor leerwegondersteunend onderwijs onderscheidenlijk die school voor leerwegondersteunend onderwijs in aanmerking brengen voor bekostiging als afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk als school voor praktijkonderwijs, tenzij dat niet in overeenstemming is met een evenwichtig geheel van onderwijsvoorzieningen. Het bevoegd gezag overlegt bij zijn aanvraag het advies van de bevoegde gezagsorganen in het samenwerkingsverband waarvan het bevoegd gezag op grond van artikel 10h van de Wet op het voortgezet onderwijs, deel uitmaakt, alsmede het advies van de gemeente waarin de afdeling voor praktijkonderwijs onderscheidenlijk school voor praktijkonderwijs is gevestigd.
6
Bij ministeriële regeling worden ten behoeve van de afdelingen onderscheidenlijk scholen voor praktijkonderwijs, bedoeld in het vijfde lid, voorschriften vastgesteld met betrekking tot de bekostiging en rechtspositionele voorschriften. De voorschriften zijn op de in de eerste volzin bedoelde afdelingen onderscheidenlijk scholen van toepassing tot 1 augustus 2003.
7
Het in het eerste lid bedoelde bevoegd gezag zendt een aanvraag om toepassing van het vijfde lid uiterlijk 1 december van het kalenderjaar voorafgaand aan het schooljaar waarop de aanvraag betrekking heeft, aan Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dan wel aan Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Onze Minister beslist binnen drie maanden op de aanvraag. Indien de beschikking niet binnen drie maanden kan worden gegeven, stelt Onze Minister het bevoegd gezag daarvan in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •